Juryrapport
De Johannes Vermeer Prijs is de Nederlandse staatsprijs voor de kunsten, bedoeld om artistiek talent te eren en te stimuleren. Sinds 2009 wordt de prestigieuze prijs jaarlijks uitgereikt aan een in Nederland werkende kunstenaar die van uitzonderlijke betekenis is voor de kunstwereld en de samenleving. Bij de toekenning laat de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zich bijstaan door een onafhankelijke jury, die niet alleen elke hoek van het kunstenveld zorgvuldig in kaart brengt, maar bij de afweging ook in de gaten houdt dat alle verschillende kunstdisciplines evenredig aan bod komen. Daarnaast laat de jury zich bij haar beoordeling leiden door de fase waarin de kunstenaar zich bevindt. De Johannes Vermeer Prijs is bedoeld voor iemand die al een herkenbaar en bestendig oeuvre heeft opgebouwd en die tegelijkertijd nog altijd verwachtingen schept. Zijn of haar artistieke carrière is volop in ontwikkeling.
Aan de prijs is een bedrag van 100.000 euro verbonden. De winnaar mag dat besteden aan een speciaal project binnen zijn of haar werkterrein. De jury bestaat dit jaar uit Els van der Plas (voorzitter), Annabelle Birnie, Iris van Herpen, Jeroen Krabbé en Jamal Ouariachi. Deze jury heeft unaniem besloten de Johannes Vermeer Prijs 2019 toe te kennen aan theatermaker Ivo van Hove.
‘Ivo van Hove heeft een duizelingwekkend oeuvre aan theaterproducties tot stand gebracht dat uniek is binnen het Nederlandse taalgebied maar ook ver daarbuiten. Hij verruimt en verdiept steeds weer de theatrale verbeelding van het menselijk bestaan. De afgelopen decennia heeft hij Internationaal Theater Amsterdam (voorheen Toneelgroep Amsterdam) naar de internationale wereldtop gebracht waarbij de bepalende theatervormgeving van zijn partner Jan Versweyveld aparte vermelding verdient.’
Aldus luidt de belangrijkste reden van de jury dit jaar Ivo van Hove te bekronen. Daarnaast onderstreept de jury Van Hoves belang voor de wijze waarop hij de Nederlandse taal over grenzen brengt. Met zijn baanbrekende dramatische visie en zijn vermogen om taal, drama, regie en beeld gelijkwaardig samen te voegen heeft hij het theater vernieuwd zonder daarbij de verbinding met de traditie te verliezen. Het leiderschap van Ivo van Hove kenmerkt zich bovendien door een geweldige combinatie van artistieke en bestuurlijke kwaliteiten.
60
Vorig jaar werd Ivo van Hove zestig en bij die gelegenheid verschenen meerdere biografieën over hem, zowel in binnen als in buitenland. Op zich is dat al bijzonder voor een Vlaamse-Nederlandse theatermaker, maar met elkaar geven die boeken ook inzicht in hoe Van Hove’s talent gedurende de afgelopen veertig jaar kon rijpen, en hoe hij kon uitgroeien tot een van de belangrijkste theatermakers van dit moment. Begrippen als werklust en werkdrift zijn op hem van toepassing: hij beschikt over een ongebreidelde energie waardoor hij niet alleen elk jaar een aantal spraakmakende producties maakt, maar ook leiding geeft aan een groot gezelschap. De omgeving waarbinnen hij werkt is de afgelopen jaren steeds breder en gevarieerder geworden. Niet alleen gezien zijn internationale successen, maar ook in de genres waarin hij werkt: naast theater ook opera, musical en muziektheater. Interdisciplinaire samenwerking is voor hem vanzelfsprekend, zo blijkt ook uit zijn operaregies in binnen- en buitenland en de recente samenwerking met het Koninklijk Concertgebouworkest (KCO) in de productie Dood in Venetië.
Inhoud
Inhoudelijk worden al die producties steevast gedragen door een aantal terugkerende elementen. De jury wil daarop bij deze gelegenheid kort reflecteren. Om te beginnen bij misschien wel zijn meest consistente thema: de onmogelijke liefde en als gevolg daarvan de hang naar geborgenheid. In zijn spraakmakende regie van Tennessee Williams klassieker A streetcar named desire werd dat gevoel van onthecht zijn indrukwekkend verbeeld. Hoofdpersonage Blanche Dubois – berooid, ontdaan van alle waardigheid – kan niet gedijen in het licht, en prefereert het duister. Wanhopig zoekt zij naar de aandacht van vreemden. Ook in zijn recente Couperus-drieluik De stille kracht, Van oude mensen en Kleine Zielen wemelt het van personages die in het normale leven niet goed kunnen aarden en hun toevlucht nemen tot drank, bovenaardse mystiek en wanhopige affaires. Eenzelfde wanhoop zagen we onlangs in zijn regie van Een klein leven naar de bestseller van Hanya Yanagihara. Eigenlijk gaan de meeste voorstellingen van Van Hove over dit thema, vaak ook in combinatie met gefnuikte lustgevoelens die op hun beurt weer tot allerlei problemen leiden.
Over die fascinatie voor de naar beschutting zoekende mens, zei Van Hove zelf ooit in een interview het volgende: ‘Mijn voorstellingen gaan inderdaad vaak over onderdrukte verlangens, maar daar gaat sowieso veel theater en literatuur over. En laten we niet om de hete brij heen draaien: dat heeft uiteraard ook te maken met wie ik ben, met mijn homoseksualiteit. Over waar ik vandaan kom, uit dat kleine dorpje in Belgisch Limburg waar ik me altijd een buitenstaander heb gevoeld. Niet eens zozeer vanwege mijn homoseksualiteit, maar omdat ik me niet welkom voelde en nergens bij hoorde.’
Politiek
De buitenstaander, dat is de mens die Van Hove’s theater domineert, of dat nu op basis van klassieke toneelstukken is, of in zijn vele bewerkingen van romans en filmscripts. Er wordt vaak beweerd dat Van Hove in het theater een meesterlijk ontleder van de menselijke ziel en psyche is, maar dat hij niet een politiek geëngageerd kunstenaar is. Op zich is die stelling begrijpelijk, ware het niet dat hij in 2016 als gastregisseur bij de befaamde Comédie Francaise een politiek geladen voorstelling heeft gemaakt: Les Damnés, gebaseerd op de film The Damned van Luchino Visconti. Bij de première hiervan in het Festival d’Avignon waren vriend en vijand het erover eens: dit was een nieuwe weg die Van Hove was ingeslagen.
Les Damnés gaat over hoe geraffineerd het fascisme in het derde rijk zich verspreidde en hoe het geweld ook binnensloop in de bourgeoisie. Van Hove legde overduidelijk een link naar het heden, waarin de opkomst van rechts populistische stromingen aan de orde van de dag zijn. Dat hij daarmee tevens de in het klassieke repertoire excellerende acteurs van de Comédie Française verleidde tot modern, fysiek en heftig toneelspel, onderstreepte zijn kwaliteiten als acteursregisseur.
Overigens valt met gemak te verdedigen dat producties als Angels in America en The Fountainhead evenzeer politiek geladen zijn, ondanks dat ze over heel persoonlijke zaken gaan. Immers: Angels in America gaat over het uitbreken van de aidsepidemie in New York en hoe de maatschappelijke normen van toen de slachtoffers in het harnas drongen. The Fountainhead is vaak omschreven als een neo-liberaal en neo-kapitalistisch manifest, maar gaat ook over de vrijheid versus inperking van de kunstenaar, en in het verlengde daarvan van de fantasie.
Na het succes in eigen land van Angels in America maakte Toneelgroep Amsterdam de oversteek naar New York, waarmee het stuk van Tony Kushner weer terug was in zijn thuishaven: New York waar de aidsepidemie ooit begon. Het was een bekroning op het internationale succes van zowel de theatergroep als zijn regisseur.
Beeld
Van Hove’s zeggingskracht wordt benadrukt door de visuele kracht van het toneelbeeld, meestal vormgegeven door zijn partner, Jan Versweyveld. Het diep zwarte decor in Richards Strauss Salomé bevestigt de somberheid van het stuk en de eenzaamheid van de titelrol. Het architectonisch decor van The Fountainhead weerspiegelt het beroep van de hoofdpersoon. Videobeelden voegen vaak een dimensie toe zoals in Schrekers’ Schatzgreber of in Weils’ Mahagony. Kortom: beeld is voor Van Hove gelijkwaardig aan het woord, het drama en de muziek. Dit beschouwt de jury als heel eigen aan zijn werk.
Taal
De jury omhelst ook de internationale verspreiding van de Nederlandse taal en toneeloeuvre, hetgeen bijzonder is voor zo’n klein taalgebied. Een taal die Van Hove voor een groot deel omspant door zijn Vlaamse wortels en Nederlandse woon- en werkplaats. Van Hove werd in 1958 in Heist-op-den-Berg geboren, startte zijn theatercarrière in Vlaanderen waarna hij in 1990 de artistiek leider werd van Het Zuidelijk Toneel. Van 1998 tot 2004 stond hij aan het hoofd van het Holland Festival. In 2001 werd hij directeur van Toneelgroep Amsterdam dat na de fusie met de Stadsschouwburg Amsterdam nu Internationaal Theater Amsterdam (ITA) heet. Hij regisseerde daarnaast veelvuldig over de grens, onder meer in Parijs, Berlijn, Londen, Hamburg, en New York. Dat bracht hem in aanraking met weer andere theaterculturen dan die in Nederland en Vlaanderen, en opvallend makkelijk voelde hij zich thuis in de bruisende theaterwereld van West-End in Londen en op Broadway in New York, waar hij samenwerkte met gerenommeerde acteurs als Bryan Cranston en Ben Whishaw.
In 2015 maakte hij in New York de musical Lazarus, wat uiteindelijk David Bowies testament werd. Vanaf half oktober 2019 zal deze bijzondere productie ook in een Nederlandse versie te zien zijn.
Van Hove is geëerd met de Grote Theaterfestivalprijs (1996), de Vlaamse Cultuurprijs Algemene Culturele Verdienste 2015 en – samen met Jan Versweyveld –de Amsterdamprijs voor de Kunst 2015. Hij won onder meer twee Laurence Olivier Awards en twee Tony Awards. Naast theater regisseerde hij talrijke opera’s bij De Nationale Opera, De Vlaamse Opera, de Opéra de Paris en recent Kurt Weill’s Aufstieg und Fall der Stadt Mahagonny voor het Festival Aix-en-Provence.
Dit seizoen regisseert hij het toneelstuk Freud en een theaterbewerking van de roman Wie heeft mijn vader vermoord? van de jonge Franse schrijver Edouard Louis. In 2020 gaat in New York zijn versie van West Side Story in première. Daarna regisseert hij Isabelle Huppert in La menagerie de verre ofwel Glazen Speelgoed van Tennessee Williams.
Inspiratiebronnen
Ivo van Hove’s inspiratiebronnen zijn de Franse film-, opera- en theatermaker Patrice Chereau en het werk van de Duitse filmmaker en toneelschrijver Rainer Werner Fassbinder. Zijn grote leermeester was Dora van der Groen, de Vlaamse actrice, regisseur en toenmalig directeur van de toneelopleiding van het Conservatorium in Antwerpen waar Van Hove zijn opleiding genoot. Toen hij op die school zat, zei Van der Groen tegen hem: ‘Ivo, tussen jou en het theater is het een gelukkig huwelijk.’ ‘Dat heb ik altijd onthouden: je trouwt in voor- en tegenspoed’, aldus Van Hove.
Tegenspoed heeft hij zeker ook gekend, vooral in de beginjaren bij Toneelgroep Amsterdam, waar het ensemble en de nieuwe artistiek directeur nogal aan elkaar moesten wennen. Maar gaandeweg heeft hij van Toneelgroep Amsterdam een top gezelschap gemaakt. Hij is onversneden trost op wat hij met zijn groep heeft bereikt. Of zoals hij zelf ooit zei: ‘Met mijn team wil ik namelijk het meest avontuurlijke, innovatieve, exclusieve en persoonlijke theater voor een zo groot mogelijk publiek maken. Theater op het scherp van de snede, theater dat niet wil behagen, maar wil bekoren. Dat dat nu lukt, in al die steden en landen, daar ben ik fier op.’
De jury van de Johannes Vermeer Prijs 2019 is dat met hem: fier op wat hij heeft bereikt. En vol verwachting over wat nog komen gaat.
De jury van de prijs bestond uit Els van der Plas (voorzitter), Annabelle Birnie, Iris van Herpen, Jeroen Krabbé en Jamal Ouariachi.