Juryrapport

De Johannes Vermeer Prijs, staatsprijs voor de kunsten, wordt sinds 2009 jaarlijks uitgereikt aan een in Nederland werkende kunstenaar. Met de prijs wil de Nederlandse regering bijzonder talent onder de aandacht brengen en eren. De laureaten van deze prijs tonen uitzonderlijk kunstenaarschap. De prijs kan worden toegekend aan kunstenaars uit elke discipline: van dans tot design, van mode tot muziek, en van schilderen tot schrijven.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, laat zich bij haar keuze adviseren door een jury die van samenstelling wisselt. De juryleden zijn experts binnen hun vakgebied en kijken ook over de grenzen van disciplines heen. Zij zijn goed bekend met het artistieke klimaat in Nederland en verkennen dit actief. De jury bestond dit jaar uit Andrée van Es (voorzitter), Pierre Audi, Romana Vrede, Hicham Khalidi en Sjeng Scheijen.

Door de uitdagingen van de voortdurende coronacrisis was ook dit jaar het gewicht van deze staatsprijs extra voelbaar. De jury is zich zeer bewust geweest van de invloed van de pandemie op de individuele kunstenaar. Zij spreekt haar bewondering uit voor al diegenen die daar in eenzaamheid op hebben gereflecteerd, zonder interactie met het publiek en het veld. Daar is kracht voor nodig en het vermogen en de discipline om volstrekt autonoom te werken. Die kwaliteiten ziet de jury terug in de laureaat van dit jaar.

Bij de uitverkiezing zoekt de jury naar een in Nederland wonende en/of werkende kunstenaar die een toonaangevend en consistent oeuvre heeft opgebouwd. Deze kunstenaar heeft een bewezen relevantie voor het vakgebied en voor het artistieke klimaat in Nederland en daarbuiten. Bovendien zoekt de jury naar een kunstenaar die in artistiek opzicht wendbaar is. Het oeuvre moet nieuwsgierig maken naar de ontwikkelingen die daarbinnen nog kunnen plaatsvinden.

De jury popelt om te zien hoe het werk van de uitverkozen laureaat zich in de komende jaren verder zal ontwikkelen. De jury heeft gekozen voor een schilder die een klassiek medium met grote kundigheid weet in te zetten, en die met haar schilderijen tegelijkertijd scherp aansluit op de huidige tijdsgeest. De jury onderstreept daarmee ook de belangrijke positie die de schilderkunst inneemt in de Nederlandse geschiedenis. Ook roemt de jury de uitzonderlijke manier waarop zij erfgoed becommentarieert en met de actualiteit verbindt. Unaniem koos de jury voor Natasja Kensmil als winnaar van de Johannes Vermeer Prijs 2021.

Natasja Kensmil is een fantastische kunstenaar met een prachtig oeuvre en bijbehorend succes. Zij is groots in haar bescheidenheid; doortastend en betekenisvol werkt zij door, met diepe concentratie en focus. Haar schilderijen laten zien dat de gecanoniseerde geschiedenis een gemankeerde geschiedenis is, waarin bepaalde perspectieven onderbelicht zijn. Haar werk brengt onontkoombaar waardevolle gesprekken op gang over de rol van erfgoed in onze tijd, ook bij de jury. Met de vele nuances, lagen en details in haar werk confronteert Kensmil ons met de schaduwkanten van het verleden en brengt zij aan het licht hoe dit verleden doorwerkt in het heden. Zij doet dit met virtuositeit en schijnbaar gemak, op een manier die helend is, opbouwend en kritisch tegelijk. De carrière van Natasja Kensmil kent een glansrijke start. Ze wordt in 1973 geboren in Amsterdam en studeert in 1996 af aan de Gerrit Rietveld Academie. In 1998, ze studeert dan aan de postacademische opleiding De Ateliers, wint ze de Koninklijke Subsidie voor Schilderkunst (nu bekend als de Koninklijke Prijs). Exposities in binnen- en buitenland en verschillende andere prijzen zullen daarop volgen. Zij heeft solotentoonstellingen in onder andere Amsterdam, Dublin en Kaapstad, en neemt deel aan diverse internationale groepstentoonstellingen waaronder de tentoonstelling No Man’s Land: Woman Artists from the Rubell Family Collection in het National Museum of Women in The Arts, Washington in 2016.

Een van de schilderijen waarmee Natasja Kensmil in 1998 de Koninklijke Subsidie voor Schilderkunst wint verraadt al iets van haar belangstelling voor erfgoed en geschiedenis. Bovendien laat dit schilderij zien dat zij het de kijker niet gemakkelijk wil maken: haar werk confronteert, trekt aan en stoot af. De hoofden van zes zwarte vrouwen, ogenschijnlijk onthoofd, liggen tentoongespreid op een lila tafelkleed met truttig patroon. Van hun gezichten zijn alleen hun opengesperde monden zichtbaar. De witte cirkels rond hun hoofden doen denken aan molensteenkragen uit de zeventiende-eeuw, zoals die zijn vastgelegd op schuttersstukken van Frans Hals en Johannes Verspronck. Of zijn het papieren gebaksonderzetters? Schwarzkopf (1998) heet het schilderij. Dat doet denken aan het woord ‘moorkop’ – tot voor kort de benaming van een slagroomsoesje met een laag chocolade. Het is ook de naam van een Duits shampoomerk, en van de Duitse sopraan Elisabeth Schwarzkopf. Dit schilderij staat bol van de referenties: van Frans Hals tot Johannes de Doper, van lynchpartijen in de VS tot de namen van gebakjes en cosmetica.

Geschiedenis is het domein van Natasja Kensmil. Haar atelier, zelf noemt ze het een cel, is de plek waar ze zich met die geschiedenis terug trekt. De muren en vloer van haar atelier zijn bezaaid met honderden historische afbeeldingen: reproducties van schilderijen, ansichtkaarten, illustraties uit historische documenten. Vorsten en priesters, martelaars en filosofen, heiligen en schurken kijken je vanaf die afbeeldingen aan. De geschiedenis is gestold in beelden, in gezichten en gebaren. Tijdens het schilderen onderzoekt Kensmil die beelden. Ze herschikt ze, trekt ze uit elkaar en legt nieuwe verbindingen. Het schilderen gaat traag, het is een constant schakelen tussen denken en voelen, kijken en onderzoeken.

Al vroeg blijkt uit haar werk een fascinatie voor de duistere kanten van de geschiedenis. Thema’s als macht en geweld, dood en menselijk falen keren steeds terug. De macht van vorsten en van religieuze leiders onderwerpt ze in haar schilderijen aan kritisch onderzoek.

Bijvoorbeeld in het schilderij Keizerin Alexandra Fjodorovna uit 2008. De laatste tsarina van Rusland staat centraal in de verticale compositie. Ze draagt een jurk met een strak, rijk versierd lijfje. Haar lange nek is behangen met juwelen en vanaf de kroon op haar hoofd valt een ragfijne sluier over haar perfect gekapte haar. Tot zover niets nieuws. Maar dan komt het: achter haar gestalte doemt een berg schedels en skeletten op. Is het een vooruitwijzing naar de gruwelijke executie die haar en haar familie te wachten staat? Of een verwijzing naar het bloed dat in naam van het tsarendom vergoten is? Allebei tegelijk waarschijnlijk; ambiguïteit viert hoogtij in deze schilderijen.

Die weergaloze ambiguïteit zit allereerst in de verf zelf. Laag over laag bouwt Kensmil haar schilderijen op. In vroege werken brengt ze dikke lagen verf over elkaar aan, net zolang tot het doek verzadigd is van materie en pigment. Het beeld krijgt door die dikke lagen reliëf, het doet denken aan een huid die door de jaren gepokt en gemazeld is. De lagen van de tijd liggen opgeslagen in de verf.

In recent werk hebben die dikke lagen plaats gemaakt voor transparantie. Verschillende, dunner geschilderde, haast getekende beeldlagen lopen door elkaar heen. Sommige zijn goed leesbaar, andere zijn uitgevaagd of uitgewist. De ondergrond van haar doeken is vaak donker van kleur. Lichamen, gezichten, ornamenten of wapenschilden komen uit dat duister tevoorschijn in lichtere tinten, als waren het geestverschijningen.

Je kunt het niet over de schilderijen van Natasja Kensmil hebben zonder haar bijzondere kleurenpalet te benoemen. Kensmils schilderijen lijken op het eerste gezicht zwart-wit, opgebouwd uit grijstinten. Maar schijn bedriegt. Wie beter kijkt, ziet dat wat zwart leek, in feite uit oneindig veel kleuren bestaat: van donkerbruin tot dieppurper, van smaragdgroen tot nachtblauw. De lichte kleuren zijn niet wit of grijs maar bestaan uit oker, grijs, lichtroze en lichtgroen. De lichtste en donkerste tinten springen als eerste naar voren. Pas als je lang en aandachtig kijkt geeft de verf haar rijkdom aan kleuren en nuances prijs.

Dat kenmerkende palet geeft haar portretten een macabere en geheimzinnige uitstraling, alsof de afgebeelde figuren ergens tussen leven en dood verkeren.

Het spanningsveld tussen schoonheid en afschuw, leven en dood speelt ook een belangrijke rol in de serie Sleeping Beauty (2010). Voor deze schilderijen liet zij zich inspireren door post-mortem foto’s uit de Victoriaanse tijd: foto’s van gestorven kinderen, vastgelegd in hun bedje of wiegje alsof ze vredig liggen te slapen. ‘Tijdens het schilderen begon ik te geloven in de ziel die doorleeft door de doodsportretten,’ zei ze hier zelf over. ‘De zielen van de kinderen dolen, zij trachten aan hun te vroeg afgebroken leven te ontsnappen en de eenzaamheid te ontvluchten.’

Het idee dat zielen dolen en ook levenloze objecten bezield zijn is Kensmil niet vreemd. In Suriname, het geboorteland van haar ouders, is het geloof in bezielde natuur en objecten alomtegenwoordig. Iets van die bezielde kracht zit ook in haar schilderijen.

In haar recente werk krijgt het Nederlands erfgoed een prominente rol. Bijvoorbeeld in het imaginaire huwelijksportret dat zij maakte van de zeventiende-eeuwse politicus Johan de Witt en zijn vrouw Wendela Bicker (2020).

Net als bij de tsarina zie je ook hier de pracht en praal van hun rijk versierde kleding. Door het op het eerste gezicht monochrome kleurenpalet zie je echter iets anders dan rijkdom. De ogen van de echtelieden zijn hol en hun lijkbleke huid heeft een groenblauwe glans. De lijnen van haar gezicht en gestalte zijn uitgevaagd. Het is alsof je naar een macabere röntgenfoto kijkt die niet alleen de schedels van de geportretteerden door hun huid heen laat schijnen, maar die ook iets van hun turbulente innerlijk laat zien.

Een artistiek hoogtepunt is de installatie Monument der regentessen (2019) die zij maakte voor de Amsterdamvleugel, een dependance van het Amsterdammuseum in de Hermitage. Deze schilderijen zetten het beeld dat we van de zeventiende eeuw hebben op z’n kop. Ze bevragen de macht en suggereren verborgen verbindingen: tussen de rijkdom van de regenten en de activiteiten in de koloniën, en tussen die rijkdom en het liefdadigheidswerk van hun echtgenotes.

Ook in deze schilderijen vertelt de verf het verhaal. Die brokkelt en druipt. De gezichten van de regentessen lijken op het doek te smelten en te ontbinden. De macht die in zeventiende-eeuwse regentenportretten en schuttersstukken zo solide en realistisch weergegeven is, in de ragfijne plooitjes van een molensteenkraag of de details op een familiewapen, valt hier voor je ogen uit elkaar.

Wat gestold leek in onze historische canon wordt onder Kensmils penseel weer vloeibaar. Er ontstaat ruimte om het plaatje zoals we dat kennen te bevragen. Wie waren bijvoorbeeld deze regentessen? Wat wisten zij, vaak dochters of echtgenotes van VOC of WIC-kopstukken, van de slavernij en andere misstanden in de koloniën? Maar ook: wat ging er in hen om? Wat waren hun angsten en hun dromen? Waar lagen zij ’s nachts van wakker?

Deze vragen stelt Natasja Kensmil met haar werk. Ze reflecteert op de heersende canon en brengt nieuwe lagen van de geschiedenis voor het voetlicht. Daarbij polariseert haar werk nooit; het toont complexiteit en verbindt. Kensmil bekladt niet, ze haalt niets weg. Ze negeert niet, maar vervormt wat we zien. Naast het heersende beeld plaatst zij een nieuw en gelaagd beeld. Het getuigt van visie en uitzonderlijk talent om zo op ons gedeelde erfgoed te reflecteren, op volstrekt autonome wijze en met zo’n prachtig eigen handschrift dat niet onberoerd laat.

Met bewondering voor wat zij tot nu toe bereikt heeft en in de overtuiging dat haar werk ook in de toekomst zal blijven ontroeren, bezielen en ontregelen, heeft de jury Natasja Kensmil voorgedragen als laureaat van de Johannes Vermeer Prijs 2021.

  • Group 2 Copy Natasja Kensmil
  • Group 2 Copy Juryrapport
  • Group 2 Copy Toespraak minister
  • Group 2 Copy Toespraak Natasja Kensmil
  • Group 2 Copy Biografie
  • Menu