Toespraak minister Eppo Bruins
Op 4 november 2024 reikte minister Eppo Bruins (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) de Johannes Vermeerprijs uit aan illustrator en kinderboekenschrijver Marit Törnqvist. Daaraan voorafgaand hield hij onderstaande toespraak.
Goedenavond allemaal,
Een van de eerste en belangrijkste telefoontjes als nieuwe minister waren mijn felicitatiewensen aan jou, Marit.
Voor een kunstenaar is de Johannes Vermeerprijs de hoogste onderscheiding die je kunt krijgen in ons land.
Maar het is ook van de kant van de gever – van mij als minister, namens het kabinet, namens ons land – de hoogst mogelijke erkenning van het belang van de kunsten in onze samenleving.
Kunst, in al haar kleuren, vormen en klanken, is in onze democratie een uitdrukking van schoonheid en van vrijheid. Maar ook een klankbord van de veelheid aan stemmen in onze samenleving. Juist ook die stemmen die zo makkelijk overstemd worden.
In ons telefoongesprek kondigde je al meteen aan dat je vandaag protest zou aantekenen tegen de plannen van dit kabinet.
Ik vind dat sterk en moedig van je. Het is geen overbodig protest. En het is aan de overheid om de vrijheid om te protesteren te beschermen.
Juist kunst en cultuur moeten veilige plekken zijn waar ideeën kunnen botsen, waar gezegd wordt wat gezegd moet worden, waar taboes doorbroken kunnen worden en waar we elkaar echt leren kennen. En dan zien we dat we elkaar beter leren begrijpen en wellicht ook waarderen.
In het Hoofdlijnenakkoord waartegen ik ‘ja’ zei toen ik werd aangezocht als minister, is gekozen voor een btw-verhoging op onder andere boeken vanaf 2026.
Ik kon dat dragen omdat er bijvoorbeeld óók een verbetering van de koopkracht zit.
Maar als minister van Cultuur heb ik het volste begrip voor de grote zorgen en het verzet tegen deze maatregel.
Ik ben blij dat we in elk geval de scholen kunnen compenseren voor de extra kosten die zij zouden maken voor schoolboeken.
Maar verder zit ook ik met de btw-verhoging in mijn maag. Zeker ook vanwege de kille symboliek die ervan uitgaat.
Voor mij zijn goede kinderboeken brengers van hoop, van geborgenheid. Ze wijzen naar een wereld waar het oké is.
Zoals de hoofdpersoon in Klein verhaal over liefde uiteindelijk op haar vlot wegdrijft naar het licht aan de horizon.
Dat is geen zoetsappige wereld, maar één waarin er ook ruimte is voor angst en verdriet.
Geen fastfoodmoraal, maar echte vragen, waarmee je kinderen bloedserieus neemt.
Zojuist las Malou Gorter fragmenten voor uit Wat niemand had verwacht. Over het meisje in de afgrond, waar op den duur bijna niemand meer aan denkt.
Maar uiteindelijk kruipt ze omhoog. En daar wil zij alleen maar aan iedereen vertellen ‘dat het hierboven zo licht is’. Ontroerend.
En dan schrijf je: “Maar niemand hoorde haar, want alle mensen hadden haast. En al liep ze tegen de stroom in en keek ze iedereen aan, ze herkenden haar niet.”
Een hartverscheurende typering van de tijd waarin we leven.
Kinderboeken kunnen ook heel oude kinderen beroeren, in al hun helderheid en eerlijkheid. Iedereen die weleens voorleest herkent het – vaders en moeders, ooms en tantes, juffen en meesters. Soms raakt een verhaal jou – als voorlezer – minstens net zoveel als het kind dat ademloos naar je luistert.
In jouw werk, Marit, is het leven vaak een raadsel, een opgave, een beproeving. En hoe dromerig je beelden en woorden soms ook zijn, je raakt daarmee de werkelijkheid in de kern. In jouw werk bonst de hartenklop van het echte leven. En daarmee sluit je aan bij de eeuwenoude verhalen van de mensheid over liefde, verlangen, leven en sterven.
Twee maanden geleden kreeg ik een geschenk dat mijn leven ingrijpend veranderde. Ik werd voor het eerst opa.
Als cadeau kreeg ik van mijn team op het ministerie jouw boek “We bakken een dierentuin”. Ik zie ernaar uit om mijn kleindochter kennis te laten maken met de zoete verhalen, warme kleuren en zachte rijm. Met voorlezen kun je niet te vroeg beginnen. Kinderen nestelen zich in je warmte, horen je stem en snuiven je lichaamsgeur op. En ze krijgen altijd meer mee van het boek dan je zelf denkt.
Mijn zoon heb ik indertijd oneindig voorgelezen uit de heerlijke verhalen van Pluk van de Petteflet.
En terwijl hij leerde over goed en kwaad, over de akelige mevrouw Helderder en de allerzachtste heenenweerwolf, leerde hij voordat hij twee jaar was ook het alfabet, spelenderwijs.
Beste Marit, de glazen bokaal die bij de Vermeerprijs hoort, schittert niet alleen voor jou. Maar ook voor al die andere Nederlandse kunstenaars die zich met hun werk specifiek op kinderen richten. Voor het eerst gaat deze staatsprijs naar een van hen. En dat is meer dan terecht voor deze volwaardige, om niet te zeggen volwassen, sector. Dat weet men in het buitenland vaak beter dan we zelf beseffen.
De Nederlandse kinder- en jeugdliteratuur, maar ook het theater en de muziek voor de jongsten zijn in Nederland van zeer hoge kwaliteit. Ik doe alles wat in mijn macht ligt om die te bewaken en te beschermen.
De jury noemt jouw werk invoelend, maar onnadrukkelijk. Je laat veel open. En dus wordt iedere lezer, elk kind dat voorgelezen wordt, geprikkeld om het verhaal mee vorm te geven. Zo werkt echte kunst: die komt pas tot leven door de beschouwer.
Over je werk heb je zelf gezegd: “Soms heb ik tijdens het tekenen het gevoel dat er een directe lijn loopt van mijn hart naar mijn hand. Daar komt geen verstand meer aan te pas.”
Wij weten allemaal dat de lijn daar niet stopt. Want vanaf jouw tekeningen loopt hij door, direct de harten in van zoveel kleine en grote mensen.
Als dank en eerbewijs voor die grootse daad van verbinding, reik ik met alle liefde aan jou de Johannes Vermeerprijs 2024 uit.