Juryrapport
De Johannes Vermeer Prijs is de Nederlandse staatsprijs voor de kunsten en wordt sinds 2009 jaarlijks uitgereikt aan een kunstenaar van buitengewoon statuur. Het is een prestigieuze prijs, die uitdrukking geeft aan het belang dat de regering hecht aan artistiek toptalent en de uitstraling die dat talent heeft op onze maatschappij.
Bij de toekenning laat de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zich adviseren door een onafhankelijke jury, die het kunstenveld verkent en inventariseert welke kunstenaars opzien baren door uitzonderlijke activiteit en creativiteit. Daarbij neemt de jury een gelijkwaardige vertegenwoordiging van de verschillende kunstdisciplines in acht: na laureaten afkomstig uit diverse kunstzinnige domeinen – theater, fotografie, beeldende kunst, grafisch ontwerp, film en architectuur – is dit jaar de scheppende toonkunst aan de beurt. Ten slotte speelt bij de overweging van de jury een rol in welke fase van zijn of haar artistieke carrière de kandidaat zich bevindt: de Johannes Vermeer Prijs is bestemd voor kunstenaars die verkeren op de toppen van hun kunnen. Hij of zij kan bogen op een evenwichtig en geprononceerd œuvre maar is tegelijkertijd nog volop in ontwikkeling.
Janine Jansen is door de jury unaniem voorgedragen als laureaat van de Johannes Vermeer Prijs 2018.
Toewijding
Zoals al vaak is opgemerkt, werd de muziek violiste Janine Jansen met de paplepel ingegoten. Haar vader, Jan Jansen, is organist. Haar moeder, Christine Jansen-Kooij, is sopraan en degene die de muzikale ontwikkeling van de drie kinderen Jansen in belangrijke mate faciliteerde – als pendeldienst, troostschouder, bemoedigend anker en soms zelfs als couturier.
Nature en/of nurture, bij Janine Jansen kun je er niet omheen beide expliciet te noemen. Volgens haar moeder kon ze al liedjes zingen voor ze één jaar was. Toen ze zes was, startte ze met vioolles, in de studie door haar ouders dagelijks liefdevol gesteund. Als Janine toonladders moest spelen, het taaiste onderdeel van het dagelijkse oefenen, rolde haar vader op zíjn instrument, het orgel, daar een vorstelijke rode loper onder uit. En gezongen werd er ook volop.
Je kunt rustig stellen dat Janine Jansen zich geen betere omgeving had kunnen wensen om in op te groeien; niet toevallig werden ook haar beide broers musicus. Maar hoe stimulerend, inspirerend en muzikaal haar jeugd ook was, je verklaart er niet het mysterieuze verschil mee tussen een goed en een groots musicus.
De interpretaties van Janine Jansen raken aan het geniale en oogsten unaniem bewondering en respect van publiek en collega-musici. Haar talent, kwaliteit, toewijding, inzet en liefde voor het vak maken haar tot een wereldster. Daarnaast is ze een rolmodel voor jonge musici.
Janine Jansen wil je als jonge violist niet alleen zo vaak mogelijk horen, je wil haar zijn. Omdat ze goddelijk speelt natuurlijk, maar óók door haar girl-next-door-factor. Hoe glamoureus platenlabel Decca haar ook voor talrijke albumcovers liet portretteren – van wit pak tot een spectrum aan oogverblindende designerjurken – Jansen bleef steeds benaderbaar en zichzelf: open, hartelijk en betrokken, ook bij veeleisende commerciële aspecten die onvermijdelijk onderdeel zijn van een internationale carrière. Veelzeggend was wat dat betreft de scène in de documentaire Janine (2010) van Paul Cohen, waarin de manager van Universal Music (Decca) vraagt of er misschien niet teveel wordt gevraagd. Het antwoord was ontkennend, en veelzeggend. “Ik wil het allemaal graag doen.”
Intellectuele afstandelijkheid of een nadrukkelijk opgelegde eigen “interpretatie” zijn wezensvreemd aan Janine Jansens spel. Vaak lijkt het veeleer of ze de muziek – of het nu een geheel nieuw werk van Penderecki betreft of de Chaconne van Bach – terplekke improviseert. Maar wie denkt dat zulke soevereine spontaniteit vanzelf komt, vergist zich. Intense podiumvrijheid is altijd de vrucht van jarenlange zelfdiscipline en inspanning. Het is tekenend voor Jansens passie en perfectionisme dat ze dat weet, maar niets liever doet dan zich drie weekenden opsluiten om met bevriende musici een nieuw werk in te studeren. Ook wanneer dat stuk vervolgens maar één keer wordt uitgevoerd.
Compromisloos
Een klassieke wereldster, hoe word je dat?
Het begon allemaal met lessen bij de fameuze Nederlandse vioolpedagoog Coosje Wijzenbeek. Als “verlegen meisje met een rond gezichtje” kreeg Janine Jansen haar eerste les, op klompjes, de te grote viool stevig tegen zich aan gedrukt. In de reeds genoemde documentaire herinnert Coosje Wijzenbeek zich die dag met een karakteristieke grijns. Op videobeelden is na te zien hoe de hele jonge Janine speelde: eerst nog een beetje hoekig. Maar al na twee, drie jaar stond er een rasvioliste, opvallend door haar brede streek, diepe toon en emotionele overgave.
Ze speelde als kind soms alsof ze al volwassen was, zei haar moeder ooit – met invoelbare aarzeling. Want natuurlijk speelt een schoolkind niet als een volwassene. Maar muziek is de taal van de ziel, niet alleen die van de levenservaring. En de piepjonge Janine – van nature eigenzinnig en temperamentvol – viel op door uitvoeringen die inderdaad al “rijp” waren door de compromisloosheid van intentie en gevoel. Violist Theo Olof zag het óók, toen Jansen in 1993, toen vijftien, deelnam aan het Oskar Back Concours. Haar spel, aldus Olof, ontsteeg de noten. Het verhaal dat ze vertelde was tegelijkertijd universeel en persoonlijk.
Van groot belang was de kennismaking met de Letse violist en docent Philipp Hirshhorn in 1992. Hirshhorn was een meesterviolist in exil: legendarisch, enigmatisch, charismatisch. Jansen was 14, een puber in de meest vormende jaren van het leven, maar ook een violiste die speelde met vlammende intensiteit en urgentie. Het contact tussen beiden betekende veel meer dan alleen de klassieke band tussen meester en leerling. Hirshhorn droeg op Jansen zijn compromisloosheid over, en legde een gouden basis onder haar zelfvertrouwen. Toen hij vier jaar later veel te vroeg overleed, had hij het heilig vuur veiliggesteld in Janine.
In 1998, de kast vol met concoursprijzen, zwaaide het Utrechts Conservatorium haar uit met een “10”. De meeste Nederlandse orkesten hadden haar kracht als soliste toen al ontdekt. Oude recensies staan vol omschrijvingen die zo van nu zouden kunnen zijn. “Iedere noot speelt ze op leven en dood”, staat er bij voorbeeld.
“Dierlijk” is ook een woord dat je in beschrijvingen van Jansens spel en podium présence vaak terugleest. Dan gaat het over haar intense blikken tijdens het musiceren; waakzaam en alert in de interactie met andere musici, om vervolgens als bij toverslag meditatief naar binnen te keren. Of over haar karakteristieke meebewegen met de muziek, dat ze van de wereldberoemde Amerikaanse violist Isaac Stern moest afleren, maar gelukkig gewoon behield.
Die intuïtieve bewegelijkheid zie je ook als Janine Jansen actief is in kamermuziek; in de combinatie van intimiteit en communicatie in haar opperste element. Wie tussen 2003 en 2016 een van de vele concerten bijwoonde op haar festival in Utrecht, ervoer de eloquente wisselwerking tussen Jansen en haar muzikale partners, vaak zelfs zinnelijk in de uitwisseling van motieven en tegenstemmen. Geven en nemen. Nu eens leiden, dan weer leunen. Niet stralen als individu, maar als collectief – de eigen klank voortdurend bijslijpend aan andermans ideeën, invallen en emoties.
Veelzeggend genoeg ligt de kracht van Janine Jansen als soliste bij orkesten ook in de interactie met anderen. Haar zintuigen houdt ze open – sensitief voor alle impulsen vanuit het orkest en de dirigent. Voor het publiek schuilt daarin haar magnetische aantrekkingskracht. Je weet je deelgenoot van muzikale communicatie op het scherpst van de snede, de spanning is voelbaar.
Begin dit jaar werd ze veertig: een leeftijd die uitnodigt tot reflectie. Maar bedenken waar nu de volgende toppen liggen, is niet zo makkelijk – zeker niet als je zo jong al zo veel hebt bereikt, en op zulke diverse terreinen. Een eigen festival, vol memorabele piekervaringen. Carte blanche-series in het Amsterdamse Concertgebouw en, recent, Carnegie Hall in New York. Grensoverschrijdende experimenten, zoals dansen op Bach en samenspelen met 125 jonge violisten. Al vijftien jaar een vruchtbaar platencontract met Decca, dat resulteerde in een catalogus vol sterke, uiteenlopende albums. Wat wil je nog meer? Zelfs het midlife-inzicht dat less vaak more is, moest Janine Jansen zich al eigen maken toen ze 32 was en de jarenlang geleden, extreme prestatiedruk haar dwong tot een periode van totale rust.
Waarschijnlijk is de vraag dus de verkeerde. Janine Jansen is een gepassioneerd bergwandelaarster; ze heeft zelf ervaren dat de top wel de hoogste, maar niet altijd de mooiste plek is en dat je soms met het meeste plezier terugdenkt aan de wandeling zelf. Zo ook is het voorstelbaar dat voor de toekomst niet het reiken naar meer en/of hogere toppen de hoofdprioriteit zal zijn, maar het nóg dieper graven, het werken met louter interessante, zielsverwante muzikale partners en het nog selectiever zijn in de samenstelling van de agenda, om zo te kunnen komen tot maximaal intense artistieke belevenissen. En om, wie weet, de inzichten die daaruit voortkomen op termijn op eigen wijze te kunnen overdragen op een nieuwe generatie musici.
Met de toekenning van de Johannes Vermeer-prijs maakt de jury een buiging voor alles wat Janine Jansen als uitvoerend musicus heeft bereikt. Voor de manier waarop ze in haar carrière excelleerde én zichzelf bleef, en al doende steeds een inspiratie vormt voor talloze jonge musici.
De jury hoopt dat de prijs een steun in de rug zal zijn bij het volgen van spannende nieuwe én vertrouwde paden, die in steeds wisselend licht toch zullen blijven verrassen.
De jury van de prijs bestond uit Els van der Plas (voorzitter), Michel van der Aa, Annabelle Birnie, Jeroen Krabbé en Jamal Ouariachi.